ganzerik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ganzerik    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣɑnzəˌrɪk/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • gan·ze·rik
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mannetjesgans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1543 [1] [2]
  • [B] In de betekenis van ‘roosachtig plantengeslacht, zilverschoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1] [3]
  • afgeleid van gans met het achtervoegsel -erik
enkelvoud meervoud
naamwoord ganzerik ganzeriken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]deganzerikm

  1. (dierkunde) (landbouw) mannetje van de gans (Anser  en Branta ) [4]
Synoniemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:

[B]deganzerikv

  1. (bloemplanten) Potentilla  geslacht uit de rozenfamilie [5]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ganzerik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.