roofvogel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roofvogel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrofoɣɛl/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈroˌfoχɔɫ/, /ˈroʊ̯ˌfoʊ̯χɔɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈroːˌfoːɣəl/
    • (Limburg): /ˈroːˌvoːɣəl/
Woordafbreking
  • roof·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roofvogel roofvogels
verkleinwoord roofvogeltje roofvogeltjes

Zelfstandig naamwoord

deroofvogelm

  1. (dierkunde) eierleggend dier met veren, twee vleugels, twee klauwen en een snavel dat zijn prooi bejaagt en doodt
    1. verzamelterm voor vogels die behoren tot de havikachtigen en valkachtigen; tot de 21e eeuw vaak beschreven als één orde
Hyponiemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roofvogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.