broedpaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  broedpaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrutpar/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • broed·paar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broedpaar broedparen
verkleinwoord broedpaartje broedpaartjes

Zelfstandig naamwoord

hetbroedpaaro

  1. (dierkunde) twee vogels die samen voor het uitbroeden van eieren zorgen
     Boeren die stukken land opofferen om weidevogels te laten broeden, krijgen in Friesland een vergoeding van duizend euro per broedpaar per jaar. De provincie wil zo het verlies van broedgebied door de verlegging van de A31 compenseren.[1]
     Volgens Koks is dit eerste broedpaar van de steppekiekendief in Nederland groot nieuws in vogelland. Tot nu toe heeft de steppekiekendief in Europa alleen gebroed in Finland.[2]
Verwante begrippen
termen uit de ornithologie:

Gangbaarheid

  • Het woord broedpaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Compensatie voor weidevogels” (25 oktober 2010), NOS
  2. Weblink bron “Zeldzame steppekiekendief broedt voor het eerst in Nederland” (Vrijdag 14 juli 2017, 02:09), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.