koekoeksjong

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koekoeksjong    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈkukuksˌjɔŋ / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • koe·koeks·jong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koekoeksjong koekoeksjongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het koekoeksjong o

  1. (dierkunde) kuiken van een  koekoek zn  (Cuculus canorus ), vooral bekend omdat het wordt opgevoed in een nest van andere vogelsoorten
  2. (figuurlijk) kind dat niet de biologische nakomeling is van de wettige ouders maar wel erg veel zorg vraagt
    ▸ Abrupt houdt ze hem staande. Ìk lijk op niemand van ons, ik voel me een koekoeksjong. Toen je mij voor het eerst zag, zei je 'the spitting image'. Van wie?'[2]
    ▸ Covid is een soort koekoeksjong dat de andere zorg uit het nest drukt.[3]
Synoniemen
  • [1] koekoekskuiken
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koekoeksjong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. ↑
    Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. ↑ Weblink bron
    Niels de Jager
    “Weer covidpatiënten naar Duitsland, Nederlandse ziekenhuizen overvallen door nieuwe piek” (21-12-2020), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.