zwemeend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwemeend (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzwɛment / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zwem·eend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwem ww en eend zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemeend | zwemeenden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zwemeend v / m
- (dierkunde) eend die niet duikt, maar grondelt om voedsel te bemachtigen
Verwante begrippen
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemvogel +
Gangbaarheid
- Het woord zwemeend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.