moer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moer    (hulp, bestand)
  • IPA: /mur/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • moer
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord moer moeren
verkleinwoord moertje moertjes

Zelfstandig naamwoord

[A]demoerv/m

  1. (werktuigbouwkunde) blokje met een gat dat van schroefdraad is voorzien zodat het op een schroefbout past
    • Wat is het verschil tussen een moer en een bout? 
Afgeleide begrippen
[A] v/m als eerste deel samenstelling
  • moerappel
  • moerboor
  • moerborg
  • moerbout
  • moerdraad
  • moerkussens
  • moerplaat
  • moerschroef
  • moerschroefboor
  • moersleutel
  • moerstempel
  • moervijs
[A] v/m als tweede deel samenstelling

Zelfstandig naamwoord

[A]demoerv

  1. (biologie) vrouwelijk wezen, zoals de moederstam van een gist of plant of een vrouwelijk konijn, haas of fret
  2. (imkerij), (dierkunde) koningin van een bijenvolk
  3. versterkend voorvoegsel om het meest oorspronkelijke of voornaamste exemplaar aan te geven
Afgeleide begrippen
  • [1] moers
[A] v als eerste deel samenstelling
  • [3] moerbalk
  • [1] moerbeest
  • [3] moerbint
  • [1] moerbol
  • [2] moerdop
  • [2] moergoed
  • [1] moerhaas
  • [1] moerhond
  • [2] moerhuisje
  • [1] moerkonijn
  • [1] moerpaard
  • [1] moerploeg
  • [1] moerschaap
  • [1] moerskont
  • [1] moerstaal
  • [1] moervos
  • [1] moerwolf
  • [3] moerzee
[A] v: als tweede deel samenstelling
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen moer
  1. (informeel) helemaal niets (verkorting van "geen mallemoer")
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord moer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]demoerv

  1. (verouderd) vaste stof die uit een vloeistof is bezonken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
[B] als eerste deel samenstelling
  • moerbolletje
  • moergoot
[B] als tweede deel samenstelling

Zelfstandig naamwoord

[C] enkelvoud meervoud
naamwoord moer moeren
verkleinwoord

[C]hetmoero

  1. (verouderd) drassig land, vooral gebruikt voor natte veengebieden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
[C] als eerste deel samenstelling
  • Moerbeek
  • Moerdijk
  • Moeren
  • Moereinde
  • Moergestel
  • Moerkapelle
  • Moershoofde
  • Moerslag
  • Moerstraat
  • Moerstraten
  • Moerwijk
  • moerdelven
  • moerdijk
  • moergat
  • moergracht
  • moergrond
  • moerhaan
  • moerheide
  • moerhoen
  • moerkind
  • moerknape
  • moerknecht
  • moerland
  • moermeester
  • moermeier
  • moernering
  • moerstier
  • moerstof
  • moerturf
  • moervis
  • moerweide
  • moerzout
[C] als tweede deel samenstelling
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

[D]demoerv

  1. (informeel) moeder
  2. (anatomie) baarmoeder
  3. (dierkunde) wijfje dat zich heeft voortgeplant, moederdier
  4. (plantkunde) aflegger [2], moederstam
Uitdrukkingen en gezegden

[1] "moeder"

  • Je moers taal
De taal waarmee je vanaf je jongste jaren bent opgegroeid, eerste taal, moedertaal
  • Loop naar je moer!
Bekijk het, ga heen, hoepel op
  • Niet bang zijn voor de duivel of zijn ouwe moer
Voor niets of niemand bang zijn

Gangbaarheid

  • Het woord moer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /muːr/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

moer v (1) m (2)

  1. muur
  2. (groente) wortel
Verbuiging

Veluws

Zelfstandig naamwoord

moer

  1. moeder
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.