mus
Niet te verwarren met: Mus |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mus (hulp, bestand)
- IPA: / mʏs / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands mussche en muska van laat Latijn muscio, in de betekenis van ‘zangvogel’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mus | mussen |
verkleinwoord | musje | musjes |
Zelfstandig naamwoord
de mus m
- (zangvogels) benaming voor vogels uit de familie Passeridae , behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelen
- Wij hebben vaak mussen in de achtertuin.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Zich verblijden met een dode mus
Blij zijn met iets onbeduidends [4]
- [1] iemand blij maken met een dooie musiemand iets goeds, waardevols e.d. beloven of voorspiegelen, wat uiteindelijk waardeloos blijkt te zijn
- de mussen vallen (dood) van de daken
het is heel warm
Vertalingen
1. benaming voor vogels uit de familie Passeridae
Gangbaarheid
- Het woord mus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mus" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ mus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "mus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse muts
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mus | musse |
mus
Angelsaksisch
Uitspraak
- IPA: /muːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *mūs
Zelfstandig naamwoord
mus v
Schrijfwijzen
- mūs v
Verwante begrippen
- mūsfealle
Overerving en ontlening
Duits
Uitspraak
- IPA: /muːs/
- Geluid: mus (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mus
Werkwoord
mus
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van musen
Synoniemen
Anagrammen
- ums
Latijn
Uitspraak
- IPA: /muːs/
Woordafbreking
- mus
Zelfstandig naamwoord
mūs m
- (knaagdieren) muis
- (knaagdieren) rat, marter, sabelmarter e.a.
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mūs | mūrēs |
genitief | mūris | mūrium |
datief | mūrī | mūribus |
accusatief | mūrem | mūrēs |
vocatief | mūs | mūrēs |
ablatief | mūre | mūribus |
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: mus rusticus
veldmuis
- [2]: mus urbanus
stadsmuis
Middelengels
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
mus
- (knaagdieren) muis of spitsmuis
- (figuurlijk) lafaard
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
- mousepese
- mousere
- mowsyn
- reremous
Overerving en ontlening
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord mús
Naar frequentie | 2824 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mus | m: musen v: musa |
mus | musene |
genitief | mus' | m: musens v: musas |
mus' | musenes |
Zelfstandig naamwoord
mus m / v
- (knaagdieren) muis
- (informatica) muis, computermuis
- (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel
Zelfstandig naamwoord
mus mv
- (knaagdieren) Muridae , een taxonomische familie van knaagdieren
Schrijfwijzen
- mysefamilien
Synoniemen
- Nynorsk: mysefamilien
Zelfstandig naamwoord
mus, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Oudnoorse woorden mús, (enk) en mýss, (mv)
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mus | musa | mus myser |
musene mysene |
Zelfstandig naamwoord
mus v
- (knaagdieren) muis
- (informatica) muis, computermuis
- (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel
Zelfstandig naamwoord
mus, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus
Schrijfwijzen
- myser
Oudsaksisch
Uitspraak
- IPA: /muːs/
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *mūs
Zelfstandig naamwoord
mus v
Schrijfwijzen
- mūs v
Pools
Uitspraak
- IPA: /mus/
- Geluid: mus (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mus
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Afgeleid van het werkwoord musieć
- [B] Afgeleid van het Duitse Mousse
Zelfstandig naamwoord
mus monbezield [A]
Synoniemen
- przymus
Zelfstandig naamwoord
mus monbezield [B]
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /mʊs/
Woordafbreking
- mus
Zelfstandig naamwoord
mus monbezield
- (spreektaal) noodzakelijkheid, verplichting
- «I dnes ještě vystupuju na veřejnost moc nerad a jen z musu.»
- Zelfs vandaag de dag houd ik er nog steeds niet van om in het openbaar te verschijnen en doe het alleen uit noodzakelijkheid.
- «I dnes ještě vystupuju na veřejnost moc nerad a jen z musu.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mus | musy |
genitief | musu | musů |
datief | musu | musům |
accusatief | mus | musy |
vocatief | muse | musy |
locatief | musu | musech |
instrumentalis | musem | musy |
Synoniemen
- nutnost v
- povinnost v
Verwante begrippen
Verwijzingen
Zelfstandig naamwoord
mus
Zweeds
Zelfstandig naamwoord
mus, g
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.