mus

Niet te verwarren met: Mus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mus    (hulp, bestand)
  • IPA: /mʏs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mus mussen
verkleinwoord musje musjes

Zelfstandig naamwoord

demusm

  1. (zangvogels) benaming voor vogels uit de familie Passeridae , behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelen
    • Wij hebben vaak mussen in de achtertuin. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zich verblijden met een dode mus
Blij zijn met iets onbeduidends [4]
  • [1] iemand blij maken met een dooie mus
    iemand iets goeds, waardevols e.d. beloven of voorspiegelen, wat uiteindelijk waardeloos blijkt te zijn
  • de mussen vallen (dood) van de daken
het is heel warm
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nederlandse muts

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord mus musse

mus

  1. (hoofddeksel) muts

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /muːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *mūs

Zelfstandig naamwoord

mus v

  1. (knaagdieren) muis
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
  • mūsfealle
Overerving en ontlening

Duits

Uitspraak
  • IPA: /muːs/
  • Geluid:  mus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mus

Werkwoord

mus

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van musen
Synoniemen
Anagrammen
  • ums

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /muːs/
Woordafbreking
  • mus

Zelfstandig naamwoord

mūs m

  1. (knaagdieren) muis
  2. (knaagdieren) rat, marter, sabelmarter e.a.
Verbuiging
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: mus rusticus
veldmuis
  • [2]: mus urbanus
stadsmuis

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische mus / mūs

Zelfstandig naamwoord

mus

  1. (knaagdieren) muis of spitsmuis
  2. (figuurlijk) lafaard
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
  • mousepese
  • mousere
  • mowsyn
  • reremous
Overerving en ontlening

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord mús
Naar frequentie 2824
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mus     m: musen
v: musa  
  mus     musene  
genitief   mus'     m: musens
v: musas  
  mus'     musenes  

Zelfstandig naamwoord

mus m / v

  1. (knaagdieren) muis
  2. (informatica) muis, computermuis
  3. (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel

Zelfstandig naamwoord

mus mv

  1. (knaagdieren) Muridae , een taxonomische familie van knaagdieren
Schrijfwijzen
  • mysefamilien
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

mus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /mʉːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van de Oudnoorse woorden mús, (enk) en mýss, (mv)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mus     musa     mus
myser  
  musene
mysene  

Zelfstandig naamwoord

mus v

  1. (knaagdieren) muis
  2. (informatica) muis, computermuis
  3. (informeel), (eufemisme) een vulgair woord voor vrouwelijk geslachtsdeel

Zelfstandig naamwoord

mus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van mus
Schrijfwijzen
  • myser

Oudsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /muːs/
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *mūs

Zelfstandig naamwoord

mus v

  1. (knaagdieren) muis
Schrijfwijzen

Pools

Uitspraak
  • IPA: /mus/
  • Geluid:  mus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mus
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het werkwoord musieć
  • [B] Afgeleid van het Duitse Mousse

Zelfstandig naamwoord

mus monbezield [A]

  1. must
Synoniemen
  • przymus

Zelfstandig naamwoord

mus monbezield [B]

  1. (voeding) mousse

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /mʊs/
Woordafbreking
  • mus

Zelfstandig naamwoord

mus monbezield

  1. (spreektaal) noodzakelijkheid, verplichting
    «I dnes ještě vystupuju na veřejnost moc nerad a jen z musu
    Zelfs vandaag de dag houd ik er nog steeds niet van om in het openbaar te verschijnen en doe het alleen uit noodzakelijkheid.
Verbuiging
Synoniemen
Verwante begrippen

Verwijzingen

    Zelfstandig naamwoord

    mus

    1. genitief meervoud van musa

    Zweeds

    Zelfstandig naamwoord

    mus, g

    1. (knaagdieren) muis
    2. (informatica) muis, computermuis
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.