uns

Gotisch

enkelvoud tweevoud meervoud
nominatief ikwitweis
accusatief mikugkisuns/unsis
genitief meinaugkisunsara
datief mis*ugkarauns/unsis

Persoonlijk voornaamwoord

uns

  1. (aan/voor) ons (datief van de eerste persoon meervoud)
  2. ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)


Duits

Uitspraak
  • Geluid:  uns    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʊns/
Woordafbreking
  • uns
enkelvoud meervoud
nominatief ichwir
genitief meinerunser
datief miruns
accusatief michuns

Persoonlijk voornaamwoord

uns

  1. (aan/voor) ons (datief van de eerste persoon meervoud)
    «Sie gaben uns genug zu essen und trinken.»
    Ze gaven ons genoeg te eten en te drinken.
  2. ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
    «Sie nahmen uns mit in die Stadt.»
    Ze namen ons mee naar de stad.


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • uns

Persoonlijk voornaamwoord

uns

  1. ons
    «Zwee neie Bicher fer uns
    Twee nieuwe boeken voor ons!
Opmerkingen


Portugees

Woordafbreking
  • uns

Lidwoord

uns m

  1. het meervoud van um


Zweeds

Uitspraak
  • IPA: /ˈɵns/
Woordafbreking
  • uns

Zelfstandig naamwoord

uns o

  1. (gewichtsmaat) ons
Verbuiging
uns' enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     uns     unset     -     -  
  genitief     uns'     unsets     -     -  
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.