kok

Niet te verwarren met: Kok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kok    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔk/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • kok
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fazantenhaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘die spijzen toebereidt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kok koks
verkleinwoord kokje kokjes

Zelfstandig naamwoord

dekokm

  1. (kookkunst) iemand die voedsel bereidt tot een maaltijd
  2. (beroep) iemand die het bereiden van maaltijden als beroep heeft
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord kok kokken
verkleinwoord kokje kokjes

Zelfstandig naamwoord

dekokm

  1. (medisch) (biologie) (informeel) coccus
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
kokken

kok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokken
    • Ik kok. 
  2. gebiedende wijs van kokken
    • Kok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokken
    • Kok je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord kok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kok koks / kokke
Woordafbreking
  • kok

Zelfstandig naamwoord

kok

  1. (beroep)(kookkunst) kok; iemand die het bereiden van maaltijden als beroep heeft
Anagrammen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /koːk/
Woordafbreking
  • kok

Werkwoord

kok

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van koken
Synoniemen
Anagrammen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / kuːk /
Woordafbreking
  • kok
Naar frequentie 19314

Werkwoord

kok

  1. gebiedende wijs van koke
m
[A]+[B]+[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kok     koken     koker     kokene  
genitief   koks     kokens     kokers     kokenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] kok, m

  1. klomp, klont, kluit
  2. hoop
Synoniemen
  • [1]: klump
  • [1]: dynge
Afgeleide begrippen
  • møkk-kok
  • møkkok
o
[B]+[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kok     koket     kok     koka
kokene  
genitief   koks     kokets     koks     kokas
kokenes  

Zelfstandig naamwoord

[B] kok, m / o

  1. (kookkunst) (het) koken, kook
Afgeleide begrippen
  • oppkok
Uitdrukkingen en gezegden
  • bringe i kok
aan de kook brengen

Zelfstandig naamwoord

[C] kok, m / o

  1. (kookkunst) partij die in een keer gekookt kan worden
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • kokning
Anagrammen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / kuːk /
Woordafbreking
  • kok

Werkwoord

kok

  1. gebiedende wijs van koka
Afgeleide begrippen

Werkwoord

kok

  1. gebiedende wijs van koke
Afgeleide begrippen
m
[A]+[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kok     koken     kokar     kokane  

Zelfstandig naamwoord

[A] kok, m

  1. klomp, klont, kluit
  2. hoop
Synoniemen
  • [1]: klump
  • [1]: dunge
Afgeleide begrippen
  • møkk-kok
  • møkkok

Zelfstandig naamwoord

[B]: kok, m

  1. (kookkunst) (het) koken, kook
Afgeleide begrippen
  • oppkok
Uitdrukkingen en gezegden
  • bringe i kok
aan de kook brengen
o
[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kok     koket     kok     koka  

Zelfstandig naamwoord

[C] kok, o

  1. (kookkunst) (het) koken
Synoniemen
  • kokning
Anagrammen

Pools

Uitspraak
  • IPA: /kɔk/
  • Geluid:  kok    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse coque

Zelfstandig naamwoord

kok monbezield

  1. knot, haarknot
Afgeleide begrippen
  • koczek monbezield

Zelfstandig naamwoord

kok

  1. genitief meervoud van koka
Anagrammen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /kɔk/
Woordafbreking
  • kok
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Afgeleid van het Latijnse coccus

Zelfstandig naamwoord

kok monbezield

  1. (biologie) kok, coccus
  2. cokes
Verbuiging
Schrijfwijzen
  1. kokkus monbezield, kokus monbezield
  2. koks monbezield
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

    Zelfstandig naamwoord

    kok

    1. genitief meervoud van koka
    Anagrammen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.