nul

Nederlands

0000
nul,
op een abacus
Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003
Uitspraak
  • Geluid:  nul    (hulp, bestand)
  • IPA: /nʏl/ (1 lettergreep), /nɵl/
Woordafbreking
  • nul
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

nul

  1. 0, één minder dan één
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen nul euro zevenendertig cent. 
      • We roeien onszelf uit door het geboortecijfer tot nul terug te brengen, en de vergrijzing zijn werk te laten doen. [3]
     Na zoveel drank had ik rust nodig en ik besloot een zero te nemen, dat wil zeggen nul kilometers lopen en een hele dag bijkomen.[4]
    1. om de plaats nog voor het eigenlijke begin van een volgorde aan te geven
      • In de scheepvaart bestaat "regel nul", die niet in wetjes te vinden is. Dat gaat over goed zeemanschap, rekening houden met je mede-schippers. [5]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • druknul, voorloopnul
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Beneden nul
Met negatieve waarde
  • De jaren nul
Het eerste decennium van een eeuw
  • Delen door nul is flauwekul
(wiskunde) Men kan geen enkel getal door 0 delen
  • Met de blik op oneindig en het verstand op nul
voortgaand zonder bezinning op de vraag of dat nog zinvol is
  • Onder nul
(meteorologie) Lager dan het vriespunt
  • Tot nul reduceren
Zo ver verminderen dat er niets van over is
  • Uit/Van het jaar nul
Heel primitief, niet adequaat
  • Van nul [af aan]/ Vanaf nul beginnen
Met niets beginnen
  • Van nul en gener[lei] waarde
waardeloos, zonder zinvolle werking e.d.
Vertalingen
Overerving en ontlening
enkelvoud meervoud
naamwoord nul nullen
verkleinwoord nulletje nulletjes

Zelfstandig naamwoord

denulv/m

  1. niks, de afwezigheid van iets
    • Half wakker grabbel ik naast mijn bed, stoot mijn telefoon eronder, strek me en heb beet. Met mijn ochtendstem rochel ik mijn naam. Reactie: nul. De beller aarzelt even en hangt op. [6]
  2. (scheldwoord) iemand die nergens goed in of voor is
    • Beledigingen als 'U kletst uit uw nek' of 'U bent een grote nul' zijn niet alleen usance, ze worden niet eens meer gecorrigeerd door de voorzitter. [7]
     Te midden van de c-junioren van Vasa Real was ik misschien hartstikke goed, maar hier was ik een nul.[8]
  3. (wiskunde) het cijfer nul
    • De hoofdletter O wordt gemakkelijk verward met een nul. 
  4. (sport) toestand waarbij de tegenstander in een wedstrijd nog geen doelpunt heeft kunnen maken
    • Dankzij goed werk van de keeper wist de ploeg de eerste helft de nul te houden. 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: Een nul in het cijfer zijn
Onbelangrijk zijn
  • [3]: Met een nulletje of twee
(sport) met een geschatte eindstand van 2-0
  • [1]: Nul komma nul
Helemaal niets
  • [1]: Nul op het rekest krijgen
Een verzoek niet ingewilligd zien worden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Achterhoeks

Hoofdtelwoord

nul

  1. nul; getal, één minder dan één, in Arabische cijfers 0

Zelfstandig naamwoord

nul

  1. nul; niks; de afwezigheid van iets

Afrikaans

Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900
Uitspraak
  • geluid 
Woordafbreking
  • nul
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse nullus

Hoofdtelwoord

nul

  1. nul

Zelfstandig naamwoord

nul

  1. nul; niks; de afwezigheid van iets

Deens

Telwoord (dan)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 106
3 13 30 109
4 14 40 1012
5 15 50 1015
6 16 60 1018
7 17 70 1021
8 18 80 1024
9 19 90 1027

Hoofdtelwoord

nul

  1. nul

Verwijzingen

    Esperanto

    Telwoord (epo)
    0
    1 11 10 100 103
    2 12 20 200 106
    3 13 30 300 109
    4 14 40 400 1012
    5 15 50 500 1015
    6 16 60 600 1018
    7 17 70 700 1021
    8 18 80 800 1024
    9 19 90 900 1027

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. nul

    Frans

    Uitspraak
    • Geluid:  nul    (hulp, bestand)
      enkelvoud meervoud
      mannelijk   nul nuls
      vrouwelijk   nulle nulles

    Bijvoeglijk naamwoord

    nul

    1. (spreektaal) onbenullig, idioot, waardeloos
      «Cet ordi est vraiment nul comme truc.»
      Die computer is echt een waardeloos ding. [1]

    Verwijzingen

    Fries

    Telwoord (fry)
    0
    1 11 10 100 103
    2 12 20 200 106
    3 13 30 300 109
    4 14 40 400 1012
    5 15 50 500 1015
    6 16 60 600 1018
    7 17 70 700 1021
    8 18 80 800 1024
    9 19 90 900 1027

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. nul

    Nedersaksisch

    Woordafbreking
    • nul
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Latijnse nullus

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. nul; getal, één minder dan één, in Arabische cijfers 0
    Schrijfwijzen
    enkelvoud meervoud
    naamwoord nul nullen
    verkleinwoord

    Zelfstandig naamwoord

    nul

    1. nul; niks; de afwezigheid van iets

    Tsjechisch

    Uitspraak
    • IPA: /nʊl/
    Woordafbreking
    • nul

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. genitief meervoud van nula

    Twents

    Woordafbreking
    • nul

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. nul; getal, één minder dan één, in Arabische cijfers 0

    Zelfstandig naamwoord

    nul

    1. nul; niks; de afwezigheid van iets

    Westfaals

    Woordafbreking
    • nul

    Hoofdtelwoord

    nul

    1. (Münsterlands) nul; getal, één minder dan één, in Arabische cijfers 0
    Schrijfwijzen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.