Marcus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Marcus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑrkʏs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • Mar·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn Marcus, Romeinse naam, ook gedragen door verschillende personen in de Bijbel, waaronder de metgezel van Paulus en Paulus en schrijver van het oudste Evangelie [1] [2]
    • [2] (verkorting) van "Het Evangelie van Marcus" of "Het Evangelie volgens Marcus"
  enkelvoud
nominatief   Marcus  
genitief   Marcus'  

Eigennaam

Marcus m

  1. (religie) (christelijk) naam van een metgezel van Petrus en Paulus en schrijver van een van de Evangeliën
  2. (religie) (christelijk) boek in de Bijbel, een van de vier Evangeliën, vermoedelijk het eerste dat is ontstaan
  3. (mannelijke naam) jongensnaam
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'Marcus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Marcus op website: Etymologiebank.nl
  2. verklaring: Marcus in de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut op de website van de KNAW
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.