achter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  achter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑxtər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ach·ter
Woordherkomst en -opbouw

Voorzetsel

achter

  1. verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
    • De zon gaat schuil achter de wolken. 
  2. verborgen
     Het voelde bijna alsof er een diepere betekenis achter zat.[4]
  3. aan de achterkant
    • Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer. 
    • Piet parkeert zijn auto achter de winkel. 
  4. later in rangorde
    • Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord in de eredivisie. 
  5. in het laatste gedeelte
    • Hij is achter in de vijftig. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • achter de wolken schijnt de zon
alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter
Vertalingen

Bijwoord

  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     achter  
 persoonlijk     erachter  
aanwijz.  nabij     hierachter  
  veraf     daarachter  
  vragend/betrekk.     waarachter  

achter

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Hier zit meer achter. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter. 
    • Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen. 

Gangbaarheid

  • Het woord achter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
  • IPA: /axtɐ/
  • Geluid:  achter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ach·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nedersaksische achter

Bijvoeglijk naamwoord

achter

  1. achter, achter-
Afgeleide begrippen
  • achteraus
  • Achterdeck
  • Achterlast

Hoofdtelwoord

achter

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief van acht
Anagrammen
  • eracht


Fries

Voorzetsel

achter

  1. achter

Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ɑ(x)(f)tɐ(r)/ (Etsbergs)
enkelvoud meervoud
bepaald geheel achtere achterer
gemut. - -
onbepaald geheel achter achter
gemut. - -

Voorzetsel

achter + accusatief/datief

  1. (Hooglimburgs) achter.
  2. (Hooglimburgs) na.
    «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
    Na vijf uur ben ik bij jou.


Middelnederduits

Voorzetsel

achter

  1. achter; aan de achterkant
Overerving en ontlening


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse after

Voorzetsel

achter + datief / accusatief

  1. achter; aan de achterkant
  2. achter, na; later in rangorde
  3. na; in tijd volgend op
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening

Verwijzingen


    Nedersaksisch

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Middelnederduitse achter

    Voorzetsel

    achter

    1. achter; aan de achterkant
    Schrijfwijzen
    • ächter
    Overerving en ontlening


    Oost-Fries

    Voorzetsel

    achter

    1. achter; aan de achterkant


    Veluws

    Voorzetsel

    achter

    1. achter

    West-Vlaams

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Middelnederlandse achter

    Voegwoord

    achter

    1. na
    Afgeleide begrippen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.